Maandelijks archief: januari 2013

Buitenpromovendus gezocht voor onderzoek naar determinanten van rookgedrag bij hartpatiënten in de loop van de tijd

Hart- en vaatziekten zijn de meest voorkomende doodsoorzaak in Nederland. Door te stoppen met roken neemt de kans op genezing aanzienlijk toe en wordt de kans op nog een hart- en vaatziekte na één jaar aanzienlijk verminderd. Toch blijft meer dan de helft van de mensen die met een coronaire hartziekte in het ziekenhuis zijn opgenomen doorroken of valt weer terug na gestopt te zijn. Er is nog weinig bekend over de determinanten die een rol spelen bij (succesvol) stoppen met roken bij hartpatiënten in de tijd.

In dit promotieonderzoek staat het achterhalen van deze determinanten centraal. Deels kan gebruik worden gemaakt van bestaande data naar de korte en lange termijn effecten van twee intensieve stoppen met roken interventies in vergelijking met de zorg zoals gebruikelijk bij deze patiëntengroep. Mogelijke deelonderzoeken zijn: (1) Stoppen met roken in de tijd en de mediërende rol van cognities en gedrag; (2) Type D persoonlijkheid en de relatie met depressie, stopgedrag en andere determinanten; (3) De rol van sociale invloed (sociale steun, sociale omgeving etc.) in stopgedrag. Naast deze deelonderzoeken dient er een eigen onderzoek onder (ex-) hartpatiënten te worden uitgevoerd.

Procedure
De buitenpromovendus bepaalt samen met de promotor (prof. dr. Lilian Lechner) en de copromotoren (dr. Natascha de Hoog en dr. Catherine Bolman) van de faculteit psychologie van de Open Universiteit de precieze inhoud van het promotietraject. Dit gebeurt in de zgn. ‘aspirant fase’ van het buitenpromotie traject, waarin de buitenpromovendus onder begeleiding een onderzoeksvoorstel voor het promotietraject schrijft. Na goedkeuring van dit onderzoeksvoorstel volgt de uitvoeringsfase. Tijdens beide fasen kan de buitenpromovendus gebruikmaken van een aantal faciliteiten. Meer informatie over de procedures en inhoud van het buitenpromovendus traject is na te lezen op de website van de Graduate school van de Open Universiteit.

Ingangseisen
U heeft affiniteit met het doen van (gezondheids)onderzoek, u kunt zelfstandig statistische analyses uitvoeren en u heeft een goede beheersing van de Engelse taal. Bij voorkeur heeft u ervaring met de doelgroep. Tevens kunt u voldoende tijd (15-20 uur p/w) besteden aan het onderzoek en beschikt u over een afgeronde Master opleiding gezondheidspsychologie, gezondheidswetenschappen of een gelijkwaardige opleiding. Voor de afsluitende scriptie moet minimaal een 8 zijn gehaald. Op basis van een gesprek wordt bepaald of de kandidaat geschikt is en het buitenpromotie traject kan worden ingegaan.

Interesse?
Als u interesse heeft in dit promotieonderzoek kunt u een korte motivatie brief (o.v.v. uw motivatie, relevante achtergrond en scriptie thema en cijfer) sturen naar: Natascha.dehoog@ou.nl. Voor meer informatie over de buitenpromovendus plaats kunt u contact opnemen met dr. Natascha de Hoog (Natascha.dehoog@ou.nl / tel. 045-5762973) of dr. Catherine Bolman (Catherine.bolman@ou.nl / tel. 045-5762626).

Statistische significantie versus praktische relevantie

In mijn eerste methoden lessen leg ik studenten altijd uit dat er een verschil is tussen statistische significantie en praktische relevantie. Niet alleen dat, maar ik probeer ze duidelijk te maken dat het vinden van een effect in een onderzoek, nog niet betekent dat het in werkelijkheid iets voorstelt. En dat valt niet altijd mee.

Veel studenten hebben de neiging om zodra ze geleerd hebben dat we spreken van een effect wanneer iets statistisch significant is, dit op te vatten als een absolute waarheid waarmee ze alles wat maar te maken heeft met onderzoek kunnen verklaren. Helaas zijn sommige onderzoekers niet veel beter.

sgstati2Een aantal jaar geleden stond ik tijdens een congres met enkele gerenommeerde onderzoekers – allemaal mannen van boven de 40 die elk een expert waren in hun hoekje van de psychologie – te praten. Ik maakte de opmerking dat er toch wel een verschil was tussen het vinden van een significant verschil tussen twee condities in een lab studie en het bestaan van fundamentele verschillen tussen groepen in de buitenwereld.

Er viel een stilte en niets vermoedend ging ik door met mijn betoog. Ik noemde het voorbeeld dat als je maar genoeg proefpersonen hebt, 1 punt verschil op een 7-punt schaal (of soms slechts een halve punt) al genoeg is om een significant verschil te vinden, maar wat betekent dit nou echt? Wat ik dacht dat het begin was van een “leuke discussie” veranderde plots in een ongemakkelijke situatie. 

Er werd mij gezegd dat ik niet wist waar ik het over had en hoe haalde ik het in mijn hoofd om als onervaren onderzoeker hen en hun vakgebied te bekritiseren. Eén van de onderzoekers bleef herhalen dat als iets significant was er wel degelijk een écht verschil was, en hoe kon ik zoiets basaals toch niet begrijpen. Gelukkig heeft iemand mij toen gered en uit het gesprek gehaald.

psychology-experimentHet is een wat extreem voorbeeld, maar toch komt het wel vaker voor dat men zich blind staart op statistische uitkomsten en significanties, en vergeet te denken aan wat deze uitkomsten voor praktische relevantie hebben. Of dat er helemaal niet wordt afgevraagd of de gevonden efefcten überhaupt iets betekenen in de  “echte wereld”.

Dit betekent niet dat al het onderzoek maar praktische relevantie moet hebben. Ik heb niets tegen fundamenteel onderzoek en dit is vaak net zo belangrijk als meer toegepast onderzoek. Waar ik voor pleit is dat we kritisch zijn over (experimenteel) onderzoek en goed bedenken wat we hier aan hebben in het dagelijks leven. 

Of anders gezegd, laten we blijven bedenken wat onze onderzoeksresultaten werkelijk aantonen en wat niet. En als een onderzoek puur aangeeft hoe iets theoretisch werkt of een heel specifiek proces verklaart in een specifieke setting, of dat er een belangrijk maar eigenlijk minimaal verschilletje is gevonden, laten we dit dan ook als zodanig benoemen.

Is de sociale psychologie een “slodderwetenschap”?

Er is de laatste tijd veel te toen geweest over de kwaliteit van sociaal psychologisch onderzoek en met name de werkwijze van (een aantal) sociaal psychologen. Het is nooit fijn als een vakgebied veel negatieve aandacht krijgt, maar tegelijk zorgt het er wel voor dat er kritisch gekeken wordt naar waar men mee bezig is en hoe het beter kan, wat iets is dat denk ik nooit kwaad kan.

Met verbazing en fascinatie heb ik de hele discussie omtrent de fraude van Diederik Stapel gevolgd. Over de fraude zelf is denk ik al genoeg gezegd. Veel interessanter zijn de reacties van andere sociaal psychologen op het Levelt rapport over Stapel en met name de staat van de sociale psychologie in het algemeen.

fraudIedereen lijkt het eens te zijn over het feit dat Stapel fout was en dat fraude iets is dat we moeten proberen te voorkomen. Echter, over de (iets) minder ernstige conclusies van het rapport – dat de sociale psychologie een ‘slodderwetenschap’ is, waar men het niet zo nauw neemt met de regeltjes hoe men eigenlijk gedegen onderzoek zou moeten uitvoeren, zijn de meningen sterk verdeeld.

Een deel van de sociaal psychologen trekt zich de bevindingen aan en probeert met nieuwe initiatieven te komen om te zorgen voor een betere onderzoekscultuur. Bijvoorbeeld door de discussie aan te gaan of de manier van publiceren niet anders moet (journals moeten niet enkel studies met mooie significante resultaten  publiceren en ook aandacht besteden aan replicaties).

Andere sociaal psychologen daarentegen zijn van mening dat het rapport veel te ver gaat, generaliseert en zijn van mening dat het allemaal wel meevalt. Zij lijken zich persoonlijk aangevallen te voelen en hun reactie is dan ook in de verdediging te gaanIk begrijp de reactie, maar heb ook met grote ogen de discussie gevolgd waaruit soms net leek alsof alle sociaal psychologen voorbeeldige onderzoekers zijn.

Terwijl iedereen die zich bezig houdt met sociaal psychologisch onderzoek wel een aantal voorbeelden kan noemen uit de praktijk, die onder de noemer “slodderwetenschap” vallen. Niet al de dingen die je tegenkomt zijn even erg, maar het gebeurt wel degelijk.

ssZoals met alles, zal ook in deze discussie de waarheid wel in het midden liggen. Zo slecht is het met de sociale psychologie inderdaad niet gesteld, maar tegelijk lijkt het een goed idee om kritisch naar het vakgebied te kijken en te proberen om zo goed mogelijke onderzoekers te zijn.

En daarmee bedoel ik niet alleen de beste, coolste, mooiste onderzoeken / artikelen /boeken / theorieën creëren, maar vooral door onderzoeken uit te voeren op zo’n manier als dat we weten hoe het eigenlijk zou moeten – en hoe we het onze studenten ook aanleren.

Ik zou graag voortaan in mijn methoden lessen niet meer hoeven zeggen: “Dit is hoe het eigenlijk zou moeten, maar dat is lang niet altijd hoe het in de praktijk gaat.” Wie weet komt er zelfs nog wel een tijd dat ik in mijn lessen kan zeggen dat er in journals een goede afspiegeling staat van al het sociaal psychologisch onderzoek dat plaatsvindt.