Tagarchief: onderzoek

Mijn eerste onderzoek: de spannende wereld van het bedplassen

Ik ben ooit mijn wetenschappelijke carrière begonnen met een onderzoeksstage bij een bekend onderzoeksbureau, als deel van mijn opleiding psychologie aan de Universiteit Leiden. Vanaf september 1999, mocht ik een jaar lang als stagiaire meelopen.

Oh wat was ik jong en vol naïef enthousiasme over een carrière in de wetenschap. Of eigenlijk dacht ik zelfs niet eens na over een carrière, maar er leek me niets leukers dan betaald te worden om de gehele dag bezig te zijn met ‘onderzoek doen’. Niet dat ik betaald werd voor die stage, maar dat terzijde.

images (1)

Tijdens mijn stage hield ik mij voornamelijk bezig met onderzoek naar Nocturnal Enuresis, wat gewoon een fancy term is voor bedplassen. Niet echt een onderwerp dat me erg boeide, maar je hebt het helaas niet altijd voor het uitzoeken. Ik deed voornamelijk literatuur onderzoek en data-analyse op bestaande datasets. En als klap op de vuurpijl mocht ik ook mijn scriptie erover schrijven.

Dat is tot de dag van vandaag nog steeds een beetje gênant. Je zou denken dat niemand het wat kan schelen waar je doctoraal scriptie overging, maar het wordt me toch nog regelmatig gevraagd. Vooral van die sociaal psychologen die op de kleuterschool al bezig waren met hun prime experimentjes kijken dan wat minzaam. Beschrijvend onderzoek? Bij kinderen? Die in bed plassen? Ja, inderdaad.

bedplassen

Die scriptie en de gehele stageperiode was een super leuke en spannende ervaring, vooral om eindelijk ‘echt’ onderzoek te mogen doen. Ik heb er veel van geleerd, maar ook was ik na die stage een aantal illusies armer. Zo kwam ik erachter dat op een onderzoeksbureau niet allemaal gedreven, intelligente wetenschappers werken, maar vooral veel mensen ‘die maar wat doen’.

Natuurlijk gold dit niet voor iedereen, maar een aantal keer was ik echt verbaasd over het niveau van de onderzoekskwaliteiten van medewerkers. Maar ook hoe het er soms aan toe ging en hoe er met elkaar werd omgegaan. Dat was een begin van een lange periode waarin ik zou leren hoe het niet moest en vooral wat mij niet aansprak aan een baan in de wetenschap.

Maar gelukkig was ik het grootste deel van die eerste ervaring met ‘echt onderzoek doen’ nog heerlijk naïef en genoot ik met volle teugen. Tot op de dag van vandaag vind ik onderzoek nog steeds heel erg leuk, alleen is het jammer van al het gedoe er omheen.

Maakt herfstweer in de lente ongelukkig?

Volgens de kalender is het al meer dan twee maanden lente, maar van lekker lenteweer hebben we nog maar bar weinig gemerkt. Waar we normaal gesproken eind mei allang een paar keer verbrand zijn geweest, tot ’s avonds laat op het terras hebben gezeten en al stiekem een keer in korte broek naar het werk zijn geweest, is tot nu toe het hoogtepunt van de lente die drie dagen dat we zonder jas de deur uit konden.

Het blijft maar regenen en waaien. Vanochtend was het zo koud en nat dat ik overwoog om mijn winterjas weer uit de kast te halen. Als ik niet beter wist zou ik denken dat het gewoon herfst was. Al dat herfstweer in de lente en dan met name het gebrek aan heerlijke zonnige dagen, zorgt ervoor dat we met zijn allen wat afklagen over het weer. Zelfs nog wat meer dan dat we normaal gesproken al doen in Nederland.

regen

Alhoewel een beetje klagen op zijn tijd best lekker is, kan ik me niet voorstellen dat het ons veel goed doet. Ook het ontbreken van de lentezon waar we zo naar verlangen, moet toch wel een negatieve impact hebben op ons gevoel van welbevinden. Ik word er in elk geval enorm chagrijnig van. Des te verbaasder was ik dus toen ik onlangs las dat uit onderzoek is gebleken dat het weer geen invloed heeft op ons geluksgevoel.

In tegenstelling tot wat we altijd denken, blijkt er weinig empirisch bewijs voor de aanname dat zonnig weer gelukkiger maakt of dat mensen die in warme landen wonen zich gelukkiger voelen dan mensen in koudere streken. Ook voelen we ons niet per se beter in de lente- en zomermaanden dan in de winter. Nu kan ik me nog wel voorstellen dat het weer niet zon grote invloed heeft dat het ons gevoel van well-being drastisch zou beïnvloeden, maar ik heb grote moeite te accepteren wat de onderzoeken aangeven.

En Seasonal Affective Disorder (SAD) dan? Denk ik bij mezelf. Er zijn zo veel mensen die last hebben van een zogenaamde winterdepressie en waarbij één van de behandelingen is ze bloot te stellen aan (nep) zonlicht. Ook moet ik gelijk denken aan Finland, waar in sommige delen maanden geen daglicht is en heel veel mensen zelfmoord plegen. Dit leken mij goede voorbeelden van hoeveel het weer met ons doet.

download (1)

Echter, als ik me er verder in verdiep lees ik dat zelfmoordcijfers in Finland niet hoger zijn dan in veel andere Europese landen en dat er nog steeds niet onomstotelijk bewezen is dat SAD een direct gevolg is van blootstelling aan te weinig zonlicht.

Betekent dit gebrek aan empirisch bewijs dat al dat herfstweer in de lente helemaal geen kwaad kan? Het lijkt me sterk. Waarschijnlijk zullen we er niets ernstigs aan over houden, maar toch kijk ik heel erg uit naar een periode van meer dan drie dagen achter elkaar zon.

Deze blogpost verscheen oorspronkelijk op de website van de Faculteit Psychologie van de Open Universiteit Nederland.

Waarom ontspannen zo belangrijk is (ook voor de productiviteit)

Tegenwoordig hebben we het allemaal zo druk. Druk met ons werk, ons gezin, onze verplichtingen en ook vooral met geklaag over hoe druk we het wel niet hebben. We willen of moeten van alles en het liefst ook nog allemaal tegelijk. Als een kip zonder kop rennen we continu van de ene verplichting naar de andere verantwoordelijkheid, wat ons goed uitkomt want dan hebben we gelijk ook weer onze verplichte sportactiviteit gehad. Iedereen heeft het zo ontzettend druk en gaat hier maar mee door, zonder dat iemand zich afvraagt waarom we onszelf dit aandoen.

Vanzelfsprekend houden we van ons werk en willen we dat werk zo goed mogelijk doen. Maar wie heeft besloten dat ambitie moet sporen met het deel van je leven dat je met je werk bezig bent? Uiteraard kun je meer bereiken als je meer tijd in iets investeert, maar dit betekent nog niet dat als je altijd overwerkt en in het weekend en in de vakantie met je werk bezig bent, dat je dan ook automatisch meer presteert. Het zou net zo goed kunnen zijn dat je gewoon heel inefficiënt bezig bent. Of dat al dat werk nog steeds niet leidt tot een promotie.

wlb

Onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat vaak degene die promotie krijgt niet de persoon is die altijd braaf en hard aan het werk is, maar degene die op het juiste moment met die dingen komt waar een werkgever op zit te wachten. Ook is het zo dat we maar zo veel uur per dag echt productief kunnen zijn. En juist het nemen van ontspanning zorgt ervoor dat we een frisse blik houden en meer kunnen doen. Zo kan het dus zijn dat iemand die twaalf uur achter elkaar door ploetert net zo veel gedaan krijgt als iemand die acht uur werkt en tussendoor veel ontspannende pauzes neemt.

Het is veel beter om rust te nemen en in het weekend en in de vakantie andere dingen te doen dan constant met je werk bezig te zijn. Mensen die in het weekend altijd hun e-mail checken zijn niet per se productiever dan mensen die het niet doen. Die laatste groep is waarschijnlijk wel meer ontspannen. En dat laatste is nu juist zo belangrijk, want met het drukke bestaan dat velen van ons leiden is er zelden nog tijd om te ontspannen. En nee, ook al is je werk je hobby, ik geloof niet dat op je vrije zondag een artikel schrijven je echt ontspant.

relax)

Nu is natuurlijk het probleem dat veel mensen zo gewend zijn om het altijd druk te hebben, dat ze gewoon niet in staat zijn om lekker niets te doen. En met lekker niets bedoel ik ook letterlijk helemaal niets doen. Zo’n heerlijke luie zondag waarbij je wat wandelt, met een boekje op de bank kruipt en voor de rest je met niets anders bezig houdt. Zo ziet mijn zondag er regelmatig uit en ik vind het heerlijk ik knap er helemaal van op.

Voor sommige mensen klinkt dat vreselijk, die zouden liever aan het werk gaan. Ik snap dat niet zo goed. Ik vind mijn werk heel leuk, maar ik vind mijn leven naast mijn werk nog veel leuker. Zou dat niet voor iedereen moeten gelden?

Deze blogpost verscheen oorspronkelijk op de website van de Faculteit Psychologie van de Open Universiteit Nederland.

De positieve invloed van muziek op ons gevoel van well-being

Een groot deel van de jaren negentig heb ik doorgebracht op festivalterreinen. Pinkpop, Rock Werchter, Dynamo Open Air ik vond het allemaal geweldig. Muziek was in die tijd erg belangrijk in mijn leven: ik had een indrukwekkende cd-collectie van wat ze in die tijd ‘ alto’  muziek noemden. Ik had altijd wel muziek opstaan, waarbij ik dan bij al die heerlijk melancholische, deprimerende muziek dacht hoe goed het wel niet paste bij mijn zware, dramatische leven als adolescent.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Dan volgt er een tijd waarin je niet meer per se naar elk festival moet, je niet meer bijhoudt wat de laatste coole cds zijn en je Doctor Martens laarsjes totaal versleten bij de vuilnis worden gezet. Voor je het weet herken je nog weinig van de bands die op festivals staan, kun je de helft van de liedjes op de radio niet meer meezingen en kun je je niet meer herinneren wanneer je voor het laatst iets gedownload hebt van een nieuwe artiest. Maar nog altijd als je die nummers luistert waar je van hield toen je jong was denk je bij jezelf: Wat is dit goede muziek. Zo maken ze het tegenwoordig niet meer!

Als dit je herkenbaar voorkomt dan is dit niet verwonderlijk. Onderzoek naar muziekvoorkeur heeft aangetoond dat we vooral door muziek beïnvloed worden tot ons vijfentwintigste levensjaar. Daarna kun je nog wel nieuwe muziek ontdekken, maar het heeft meestal niet meer zon impact als wanneer je jong bent. Dit heeft te maken met het feit dat muziek vooral een invloed heeft op onze emoties en natuurlijk spelen emoties nergens zo’n grote rol als tijdens de adolescentie.

In mijn geval was de muziek die ik luisterde vooral gekoppeld aan negatieve emoties, maar er is ook veel onderzoek gedaan dat laat zien dat muziek de stemming positief kan beïnvloeden. Het schijnt niet eens zo veel uit te maken naar wat voor muziek je luistert, als het maar iets is dat je graag hoort en dit zorgt ervoor dat je in een betere stemming komt. Muziek luisteren maakt opgewekter, zorgt voor ontspanning, maakt mensen optimistischer en zorgt er zelfs voor dat men vriendelijker wordt.

download (1)

Naast een direct effect op ons humeur, heeft muziek ook indirect effect op ons gevoel van well-being. Muziek is (na geur) één van de sterkste triggers om (fijne) herinneringen op te halen. Je hoort een nummer van de eerste lp die je ooit kocht of het liedje dat speelde tijdens je eerste afspraakje en gevoelens die bij dat moment hoorde komen dan terug.

Inmiddels is ook de hulpverlening doordrongen van de positieve invloed van muziek en wordt steeds vaker muziektherapie voorgeschreven, bijvoorbeeld voor mensen met depressie. De effectiviteit hiervan wordt ondersteund door een recent review-onderzoek dat aantoont dat muziek de hersenen op verschillende manieren positief kan beïnvloeden en in veel gevallen net zo effectief is als medicatie. Eigenlijk zouden we dus allemaal veel meer naar muziek moeten luisteren. Ik ga mijn oude cd’s maar eens afstoffen.

Deze blogpost verscheen oorspronkelijk op de website van de Faculteit Psychologie van de Open Universiteit Nederland.

Wat ik geleerd heb van het boek van Stapel

Het is er eindelijk van gekomen dat ik het boek Ontsporing van Diederik Stapel gelezen heb. En ik moet zeggen dat ik dit gedaan heb met veel plezier, of misschien is met veel interesse en fascinatie een betere omschrijving. Wellicht scheelt het dat ik niet op zoek was naar een verantwoording voor zijn fraude en niet veel verwachtingen had, maar toch moet ik zeggen dat ik het een goed boek vond.

Ik zat niet persé te wachten op een kijkje in de jeugd van Stapel of de vele lessen sociale psychologie, maar hier tussendoor werd toch wel een heel boeiend kijkje gegeven in het leven en het hoofd van een hoogleraar psychologie. Natuurlijk niet zomaar een gemiddelde hoogleraar – of wie weet ook juist wel – maar een op momenten duidelijk de weg kwijt zijnde karakter die niet misstaan had in een goede roman of film. En net als in een goede roman of film heeft de hoofdpersoon in Ontsporing mij bij tijden enorm geirriteerd, maar op andere momenten juist ook zeer ontroerd.

Boek Diederik Stapel

Maar meer nog dan dat heeft dit boek mij veel geleerd, over mensen in het algemeen en over de psychologie en de academische wereld. Dit zijn geen wereldschokkende lessen, maar meer kleine nieuwe inzichten die mij net iets anders doen kijken naar mijn leefwereld en de mensen die zich daarin bevinden.

Zelfverzekerd ogende, het grootste woord hebbende, alleswetende hoogleraren zijn soms diep onzekere, bange mannetjes

Ik formuleer het wat extreem, maar als er één ding duidelijk naar voren komt in Ontsporing dan is het wel dat hoe iemand zich voordoet (of overkomt) totaal anders kan zijn dan hoe hij/zij zich in het echt voelt (of is). En dat fascineert me. Alhoewel ik het al keer op keer heb gezien, blijft het me verbazen en bezig houden.

Het doet je anders kijken naar hoogleraren, of andere mensen die het ver geschopt hebben. In plaats van enkel te kijken naar hoe ze overkomen en wat ze bereikt hebben, ben je je ook bewust van het feit dat ze misschien wel gewoon een showtje op staan te voeren. Niet omdat ze een fraudeur zijn, maar omdat ze eigenlijk juist heel onzeker / verlegen / vul maar in..  zijn.

Aanzien en prestatie in de academische wereld wordt soms tot in het extreme nagestreefd, totdat het nergens meer over gaat

Dit boek geeft een goede illustratie van alles wat er mis is met het huidige academische systeem. Hiermee doel ik vooral op het belang dat gehecht wordt aan (het aantal en de impact factor van) publicaties en vooral het hierdoor streven naar zoveel mogelijk aanzien. Of nog erger, het enkel panisch proberen zoveel mogelijk output te genereren.

Als het er op neer komt dat hoe geweldig iemand gevonden wordt  (door zichzelf en anderen) enkel afhangt van hoe vaak hij/zij in JPSP* gepubliceerd heeft en niet meer om hoe goed / cool /interessant / relevant het onderzoek is, dan zijn we volgens mij heel verkeerd bezig.

We zijn allemaal ook maar gewoon mensen…

Wat voor mij nog het meest naar voren komt in het boek van Stapel, is de menselijkheid van het verhaal. Hoe verder ik kwam in het boek, hoe meer ik  begon mee te leven en op momenten zelfs ontroerd was. Dat wil niet zeggen dat ik het waarom van dit alles begrijp, maar het deed me goed inzien dat we allemaal ook maar gewoon mensen zijn.

Achter elke affaire gaan ‘gewone’ mensen schuil ,die het al dan niet zo bedoeld hadden, maar ook gewoon voelen en lijden en liefhebben en zich schamen en hopen op betere tijden, net zoals jij en ik.

* Vul hier het journal of de journals in van je eigen vak gebied

Buitenpromovendus gezocht voor onderzoek naar determinanten van rookgedrag bij hartpatiënten in de loop van de tijd

Hart- en vaatziekten zijn de meest voorkomende doodsoorzaak in Nederland. Door te stoppen met roken neemt de kans op genezing aanzienlijk toe en wordt de kans op nog een hart- en vaatziekte na één jaar aanzienlijk verminderd. Toch blijft meer dan de helft van de mensen die met een coronaire hartziekte in het ziekenhuis zijn opgenomen doorroken of valt weer terug na gestopt te zijn. Er is nog weinig bekend over de determinanten die een rol spelen bij (succesvol) stoppen met roken bij hartpatiënten in de tijd.

In dit promotieonderzoek staat het achterhalen van deze determinanten centraal. Deels kan gebruik worden gemaakt van bestaande data naar de korte en lange termijn effecten van twee intensieve stoppen met roken interventies in vergelijking met de zorg zoals gebruikelijk bij deze patiëntengroep. Mogelijke deelonderzoeken zijn: (1) Stoppen met roken in de tijd en de mediërende rol van cognities en gedrag; (2) Type D persoonlijkheid en de relatie met depressie, stopgedrag en andere determinanten; (3) De rol van sociale invloed (sociale steun, sociale omgeving etc.) in stopgedrag. Naast deze deelonderzoeken dient er een eigen onderzoek onder (ex-) hartpatiënten te worden uitgevoerd.

Procedure
De buitenpromovendus bepaalt samen met de promotor (prof. dr. Lilian Lechner) en de copromotoren (dr. Natascha de Hoog en dr. Catherine Bolman) van de faculteit psychologie van de Open Universiteit de precieze inhoud van het promotietraject. Dit gebeurt in de zgn. ‘aspirant fase’ van het buitenpromotie traject, waarin de buitenpromovendus onder begeleiding een onderzoeksvoorstel voor het promotietraject schrijft. Na goedkeuring van dit onderzoeksvoorstel volgt de uitvoeringsfase. Tijdens beide fasen kan de buitenpromovendus gebruikmaken van een aantal faciliteiten. Meer informatie over de procedures en inhoud van het buitenpromovendus traject is na te lezen op de website van de Graduate school van de Open Universiteit.

Ingangseisen
U heeft affiniteit met het doen van (gezondheids)onderzoek, u kunt zelfstandig statistische analyses uitvoeren en u heeft een goede beheersing van de Engelse taal. Bij voorkeur heeft u ervaring met de doelgroep. Tevens kunt u voldoende tijd (15-20 uur p/w) besteden aan het onderzoek en beschikt u over een afgeronde Master opleiding gezondheidspsychologie, gezondheidswetenschappen of een gelijkwaardige opleiding. Voor de afsluitende scriptie moet minimaal een 8 zijn gehaald. Op basis van een gesprek wordt bepaald of de kandidaat geschikt is en het buitenpromotie traject kan worden ingegaan.

Interesse?
Als u interesse heeft in dit promotieonderzoek kunt u een korte motivatie brief (o.v.v. uw motivatie, relevante achtergrond en scriptie thema en cijfer) sturen naar: Natascha.dehoog@ou.nl. Voor meer informatie over de buitenpromovendus plaats kunt u contact opnemen met dr. Natascha de Hoog (Natascha.dehoog@ou.nl / tel. 045-5762973) of dr. Catherine Bolman (Catherine.bolman@ou.nl / tel. 045-5762626).

Statistische significantie versus praktische relevantie

In mijn eerste methoden lessen leg ik studenten altijd uit dat er een verschil is tussen statistische significantie en praktische relevantie. Niet alleen dat, maar ik probeer ze duidelijk te maken dat het vinden van een effect in een onderzoek, nog niet betekent dat het in werkelijkheid iets voorstelt. En dat valt niet altijd mee.

Veel studenten hebben de neiging om zodra ze geleerd hebben dat we spreken van een effect wanneer iets statistisch significant is, dit op te vatten als een absolute waarheid waarmee ze alles wat maar te maken heeft met onderzoek kunnen verklaren. Helaas zijn sommige onderzoekers niet veel beter.

sgstati2Een aantal jaar geleden stond ik tijdens een congres met enkele gerenommeerde onderzoekers – allemaal mannen van boven de 40 die elk een expert waren in hun hoekje van de psychologie – te praten. Ik maakte de opmerking dat er toch wel een verschil was tussen het vinden van een significant verschil tussen twee condities in een lab studie en het bestaan van fundamentele verschillen tussen groepen in de buitenwereld.

Er viel een stilte en niets vermoedend ging ik door met mijn betoog. Ik noemde het voorbeeld dat als je maar genoeg proefpersonen hebt, 1 punt verschil op een 7-punt schaal (of soms slechts een halve punt) al genoeg is om een significant verschil te vinden, maar wat betekent dit nou echt? Wat ik dacht dat het begin was van een “leuke discussie” veranderde plots in een ongemakkelijke situatie. 

Er werd mij gezegd dat ik niet wist waar ik het over had en hoe haalde ik het in mijn hoofd om als onervaren onderzoeker hen en hun vakgebied te bekritiseren. Eén van de onderzoekers bleef herhalen dat als iets significant was er wel degelijk een écht verschil was, en hoe kon ik zoiets basaals toch niet begrijpen. Gelukkig heeft iemand mij toen gered en uit het gesprek gehaald.

psychology-experimentHet is een wat extreem voorbeeld, maar toch komt het wel vaker voor dat men zich blind staart op statistische uitkomsten en significanties, en vergeet te denken aan wat deze uitkomsten voor praktische relevantie hebben. Of dat er helemaal niet wordt afgevraagd of de gevonden efefcten überhaupt iets betekenen in de  “echte wereld”.

Dit betekent niet dat al het onderzoek maar praktische relevantie moet hebben. Ik heb niets tegen fundamenteel onderzoek en dit is vaak net zo belangrijk als meer toegepast onderzoek. Waar ik voor pleit is dat we kritisch zijn over (experimenteel) onderzoek en goed bedenken wat we hier aan hebben in het dagelijks leven. 

Of anders gezegd, laten we blijven bedenken wat onze onderzoeksresultaten werkelijk aantonen en wat niet. En als een onderzoek puur aangeeft hoe iets theoretisch werkt of een heel specifiek proces verklaart in een specifieke setting, of dat er een belangrijk maar eigenlijk minimaal verschilletje is gevonden, laten we dit dan ook als zodanig benoemen.

Is de sociale psychologie een “slodderwetenschap”?

Er is de laatste tijd veel te toen geweest over de kwaliteit van sociaal psychologisch onderzoek en met name de werkwijze van (een aantal) sociaal psychologen. Het is nooit fijn als een vakgebied veel negatieve aandacht krijgt, maar tegelijk zorgt het er wel voor dat er kritisch gekeken wordt naar waar men mee bezig is en hoe het beter kan, wat iets is dat denk ik nooit kwaad kan.

Met verbazing en fascinatie heb ik de hele discussie omtrent de fraude van Diederik Stapel gevolgd. Over de fraude zelf is denk ik al genoeg gezegd. Veel interessanter zijn de reacties van andere sociaal psychologen op het Levelt rapport over Stapel en met name de staat van de sociale psychologie in het algemeen.

fraudIedereen lijkt het eens te zijn over het feit dat Stapel fout was en dat fraude iets is dat we moeten proberen te voorkomen. Echter, over de (iets) minder ernstige conclusies van het rapport – dat de sociale psychologie een ‘slodderwetenschap’ is, waar men het niet zo nauw neemt met de regeltjes hoe men eigenlijk gedegen onderzoek zou moeten uitvoeren, zijn de meningen sterk verdeeld.

Een deel van de sociaal psychologen trekt zich de bevindingen aan en probeert met nieuwe initiatieven te komen om te zorgen voor een betere onderzoekscultuur. Bijvoorbeeld door de discussie aan te gaan of de manier van publiceren niet anders moet (journals moeten niet enkel studies met mooie significante resultaten  publiceren en ook aandacht besteden aan replicaties).

Andere sociaal psychologen daarentegen zijn van mening dat het rapport veel te ver gaat, generaliseert en zijn van mening dat het allemaal wel meevalt. Zij lijken zich persoonlijk aangevallen te voelen en hun reactie is dan ook in de verdediging te gaanIk begrijp de reactie, maar heb ook met grote ogen de discussie gevolgd waaruit soms net leek alsof alle sociaal psychologen voorbeeldige onderzoekers zijn.

Terwijl iedereen die zich bezig houdt met sociaal psychologisch onderzoek wel een aantal voorbeelden kan noemen uit de praktijk, die onder de noemer “slodderwetenschap” vallen. Niet al de dingen die je tegenkomt zijn even erg, maar het gebeurt wel degelijk.

ssZoals met alles, zal ook in deze discussie de waarheid wel in het midden liggen. Zo slecht is het met de sociale psychologie inderdaad niet gesteld, maar tegelijk lijkt het een goed idee om kritisch naar het vakgebied te kijken en te proberen om zo goed mogelijke onderzoekers te zijn.

En daarmee bedoel ik niet alleen de beste, coolste, mooiste onderzoeken / artikelen /boeken / theorieën creëren, maar vooral door onderzoeken uit te voeren op zo’n manier als dat we weten hoe het eigenlijk zou moeten – en hoe we het onze studenten ook aanleren.

Ik zou graag voortaan in mijn methoden lessen niet meer hoeven zeggen: “Dit is hoe het eigenlijk zou moeten, maar dat is lang niet altijd hoe het in de praktijk gaat.” Wie weet komt er zelfs nog wel een tijd dat ik in mijn lessen kan zeggen dat er in journals een goede afspiegeling staat van al het sociaal psychologisch onderzoek dat plaatsvindt.